Gesteld, je hebt een ziek orgaan en je kunt dat laten vervangen door een orgaan van een donor, wat gebeurt er dan op het spirituele vlak? Wat is het wezenlijke verschil tussen jouw orgaan en het orgaan van de donor? Een belangrijk verschil is dat het ene orgaan ziek is en het andere niet. Maar het wezenlijke verschil is dat het ene orgaan van jou is en het andere orgaan van een medemens.
Wat is het fundamentele verschil tussen mensen in het algemeen, dus tussen jou en die ander? Wat bepaalt het verschil tussen joúw persoonlijke identiteit en de persoonlijke identiteit van die ander? Met die vraag ben ik terug bij Bruce Lipton, wiens visie reeds ter sprake kwam. Lipton ziet het zo: ieder van ons bezit een unieke biologische en spirituele identiteit (‘Biologie van de overtuiging’, p. 210).
Blog 15 en 17: het celmembraan heeft unieke eiwit-receptoren en -effectoren, die de cel aansturen. “Daar bevinden zich ook de identiteitsreceptoren, die de ene persoon van de andere onderscheidt,” zegt Lipton. Een deel daarvan houdt verband met de functies van het immuunsysteem. Wat betekent dit voor orgaantransplantaties?
Je kunt zeggen: een orgaantransplantatie heeft een medisch en een spiritueel aspect.
Het medische aspect: wanneer een orgaan vrijkomt voor donatie, zoekt men naar een gunstige match tussen de immuunsystemen van donor en ontvanger, zodat het risico op afstoting van het getransplanteerde orgaan wordt beperkt.
Het spirituele aspect: wat betekent het voor de donor een orgaan af te staan, en voor de ontvanger het ‘beheer’ te krijgen over een orgaan dat de identiteit van een ander draagt?

We zoemen in op een harttransplantatie. Jij bent na een succesvolle operatie de eigenaar geworden van een nieuw hart. Je bent daar heel gelukkig mee, maar opeens merk je op dat er veranderingen optreden in je voorkeuren en gedrag … . Ja, dat gebeurt:
De Amerikaanse Claire Sylvia kreeg na haar harttransplantatie opeens zin in bier en gebraden kip, gewaarwordingen die zij daarvoor nooit had gehad. Na onderzoek blijkt de donor een liefhebber te zijn geweest van bier en gebraden kip. Deze ervaring beschreef Sylvia in haar boek ‘Hart en ziel’. Andere boeiende voorbeelden van ‘overdracht’ vind je in het boek van Paul Pearsall, ‘Het geheugen van het Hart’.
Het loutere feit van die ervaringen is voor Lipton een bevestiging van zijn inzicht dat mensen bepaald worden door hun energetische blauwdruk. Via de identiteitsreceptoren op celmembranen, wordt ons individuele bestaan bepaald door een subtiele verbinding met de kosmos, het universum, God, het veld, of welke naam je er ook aan wilt geven. Die verbinding bestond al voor onze geboorte en gaat door na onze dood …
Dus het orgaan van een overleden donor kan nog verbonden zijn met diens energie. Dat is de reden waarom een orgaandonatie niet alleen maar een medische ingreep is, maar ook ingrijpt op het voelen en denken van de ontvanger. Is er een manier om hiermee om te gaan?
Hiervoor zoek ik een antwoord in de ‘Openbaring van Maria over de spirituele aspecten van orgaandonatie’, ontvangen door het medium Gabriela Gaastra-Levin (hoofdstuk 22 uit het boek ‘Over de Goddelijkheid van de mens, deel II’). Een aanrader, ook als PDF te vinden op internet! Maria benadrukt in het stuk o.a. dat een orgaandonatie op spirituele wijze voorbereid en begeleid dient te worden. De daarvoor gegeven rituelen – een vijftal – vind je wél in het boek, niét op internet.
Deze rituelen beogen dat het te doneren orgaan energetisch wordt ‘leeggemaakt’ door respectievelijk de donor, een vertegenwoordiger van de donor en door diens naasten; en dat het ontvangen orgaan wordt ‘gevuld met bewustzijn’ van de nieuwe eigenaar, door hemzelf en door zijn naasten.
In de woorden van Lipton kun je zeggen dat daarmee de identiteitsreceptoren van cellen in het gedoneerde orgaan worden afgestemd op een veranderd signaal ‘uit de omgeving’!