Als je nadenkt en schrijft over de mogelijk innerlijke betekenissen van een dementieproces, heeft dat direct te maken met je visie op de dood. Houdt het leven van een mens volledig op na de dood van zijn fysieke lichaam? Of is er toch meer aan de hand? Dat laatste is voor sommigen ondenkbaar, voor anderen een vermoeden en voor enkelen een zekerheid. Voor mij is het dat laatste.
Volgens mij zijn wij meer dan ons fysieke lichaam. We hebben een geestelijke kern die ‘gezien wordt’ door de geestelijke wereld, ook al merk je dat niet. De laatste fase van fysieke achteruitgang hoeft daarom niet zinloos te zijn. Want met die fase begint het proces van je losmaken van je lichaam en toegroeien naar de geestelijke wereld. Ook bij mensen met de ziekte van Alzheimer kan dat het geval zijn.
Pastor Hans Stolp schreef het boekje ‘De verborgen zin van dementie’ (2015). In zijn lezing in Amersfoort besprak hij enkele hoofdpunten.
Volgens de inzichten van Stolp kan een mens in de laatste fase van zijn leven – als het al niet eerder gebeurde – terugkeren tot de essentie van waar het in het leven eígenlijk om gaat: het weer herkennen en beleven van de eigen pure kern.
Dat geldt ook voor patiënten met dementie. In dat ‘proces terug’ kan de zieke de dingen die ‘niet belast’ zijn rustig vergeten. Waar deze patiënten wél vaak mee te maken krijgen zijn negatieve emoties: verdriet, boosheid of angst. Emoties die het gevolg zijn van traumatische ervaringen in het verleden, die zij niet hebben kunnen verwerken en – onbewust – hebben ‘weggestopt’.
Er komt ruimte om die ballast van onverwerkte emoties opnieuw te doorleven en vervolgens achter zich te laten. ‘De ziel ruimt op’ en kan zo in een heldere, lichtere staat overgaan naar die volgende fase van bestaan, ‘het leven na de dood’.
Wanneer een Alzheimer patiënt agressief is of depressief lijkt te zijn, is het raadzaam zo’n toestand in verband te brengen met mogelijk ‘oud zeer’. Het is lang niet altijd een reactie op situaties in het heden. Het geven van medicatie is dan ook geen oplossing. ‘Houd rekening met de mogelijkheid van dat diepe innerlijke proces!’
Stolp pleit voor zoveel mogelijk empathie met en respect voor mensen met dementie. Hij merkt op dat verzorgenden dat al heel vaak opbrengen. Met engelengeduld omgeven zij deze mensen, met gevoel voor wie de dementerenden ooit waren en nog steeds zijn.
Hij besprak ook het beroemde ‘nonnenonderzoek’, dat de medische wereld inzake dementie op zijn kop heeft gezet. In 1987 startte David Snowdon in de VS een onderzoek onder 678 nonnen tussen de 75 en 100 jaar, die bereid waren na hun overlijden hun hersenen voor onderzoek af te staan.
Bij het latere onderzoek werd de mate van hersendegeneratie onderscheiden naar vier stadia. En wat bleek: de vrouwen bij wie de hersenen het ergst waren aangetast (4de stadium) bleken lang niet allemaal dement te zijn geweest: 70% was dat wel, maar 30% was dat niet! Hoe kan dat? De conclusie kon niet anders zijn dan dat een mens, ook wanneer zijn/haar hersenen achteruitgaan, geen symptomen van mentale achteruitgang hoeft te vertonen!
Het bleek dat de niet-demente groep in de testen een creatief en beweeglijk denken had laten zien. Overigens betekent een beweeglijke geest niet altijd dat dementie je bespaard blijft.
Als laatste besprak Stolp ‘het wonder van de terminale helderheid’. Soms kunnen mensen in een vergevorderd stadium van dementie – relatief kort voor hun dood – plotseling troostrijke afscheidswoorden spreken tot hun naasten. Heelheid van geest, dat is wat zij dan laten zien …